-
1 op het platteland gaan wonen
-
2 platteland
♦voorbeelden:→ link=leegloop leegloop -
3 ansiedeln
ansiedeln♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
4 hinausziehen
hinausziehen1 naar buiten trekken, gaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 eruit, naar buiten trekken -
5 chou
〈m.〉1 kool2 snoes ⇒ schat, liefje3 soes♦voorbeelden:chou de Milan • savooiekoolchou frisé • savooi(e)kool, boerenkoolchou pointu • spitskoolchou pommé • sluitkoolbête comme chou • zo eenvoudig als wat, stomeenvoudigfaire chou blanc • bot vangenfaire ses choux gras de qc. • iets tot de laatste druppel uitmelkenrentrer dans le chou à qn. • iemand aanvliegenm1) kool2) snoes, lieverd3) soes4) rozet -
6 aller planter ses choux
aller planter ses choux -
7 aufs Land hinausziehen
aufs Land hinausziehen -
8 sich auf dem Land ansiedeln
sich auf dem Land ansiedelnWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich auf dem Land ansiedeln
-
9 ziehen
ziehen2 resultaat, succes hebben♦voorbeelden:es zieht hier • het tocht hierin den Kampf ziehen • ten strijde trekkendieser Film zieht nicht • deze film trekt geen publiekdas zieht nicht bei ihr • dat lukt bij haar nietsie zog zu ihrem Freund • zij ging bij haar vriend wonenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 kweken, fokken ⇒ telen; opvoeden♦voorbeelden:einen Graben ziehen • een sleuf, sloot gravenden Hut ziehen vor jemandem • de hoed afnemen voor iemandum einen Garten eine Mauer, einen Zaun ziehen • een tuin ommuren, omheinender Stoff lässt sich ziehen • de stof is rekbaares zieht mich heimwärts • iets drijft mij naar huisden Wein auf Flaschen ziehen • de wijn op flessen trekkenaus diesem Gestein zieht man Eisen • uit dit gesteente wint men ijzer2 Blumen ziehen • bloemen kweken, telen♦voorbeelden:das Gebirge zieht sich bis zur Küste • het gebergte zet zich voort tot aan de kust -
10 auf
auf1〈 bijwoord〉1 op ⇒ (naar) omhoog2 vooruit, komaan!♦voorbeelden:〈 informeel〉 auf und davon • ervandoor, weg2 auf, an die Arbeit! • vooruit, aan het werk!3 Augen auf! • ogen open!————————auf2〈voorzetsel + 3,4〉4 op ⇒ na, naar5 op 〈 bepaling van wijze, graad, middel〉 ⇒ in, ten6 op 〈 doel, reden, vaste verbindingen〉8 van/op (een afstand van)♦voorbeelden:auf der Post arbeiten • bij de post werkenauf Urlaub gehen • met vakantie gaandieses Fenster geht auf die Straße hinaus • dit raam kijkt op de straat uitauf dem Land wohnen • op het platteland wonenaufs Dorf, aufs Land ziehen • naar het dorp, naar het platteland trekkennass bis auf die Haut • nat tot op het lijf2 auf einen Augenblick, einige Jahre • voor een ogenblik, enkele jarenauf immer • voor altijd3 auf morgen! • tot morgen!4 Stunde auf Stunde • uur na uur, urenlangin der Nacht vom 30. auf den 31. März • in de nacht van 30 op 31 maartauf Deutsch • in het Duitsauf jeden Fall • in ieder gevalauf Kosten seiner Nachtruhe • ten koste van zijn nachtrustauf eigene Rechnung • voor eigen rekening, op eigen risicoauf diese Weise • op deze, die manierauf einen Zug • in één teugaufs herzlichste, Herzlichste grüßen • zeer hartelijk groetenaufs höchste, Höchste erstaunt • ten zeerste verbaasdaufs neue, Neue • opnieuwaufs strengste, Strengste verboten • ten strengste verbodenauf diese Nachricht hin • naar aanleiding van dit berichtauf jedes Kind entfällt ein Apfel • er is één appel per kind9 es geht auf den Abend, zwei Uhr • het loopt tegen de avond, twee uurein Viertel auf zwei • kwart over ééndrei Viertel auf zwei • kwart voor twee¶ sich auf jung, neu kleiden • zich jong, nieuw kledenes hat nichts auf sich • het heeft niets te betekenenalle bis auf meinen Freund • allen op mijn vriend na -
11 Land
〈o.; Landes, Länder〉4 land, (aard)bodem ⇒ veld, grond6 〈meervoud Lande; verouderd; formeel〉(land)streek, gewest♦voorbeelden:das Gelobte Land • het Beloofde Landsich außer Landes befinden • in het buitenland vertoeven, zijnwieder im Lande sein • weer terug zijndort zu Lande • (daar) in dat landhier zu Lande • hier te lande, hier bij ons〈 spreekwoord〉 bleibe im Lande und nähre dich redlich • oost west, thuis bestdas ist Sache der Länder • dat ligt bij de deelstaten〈 figuurlijk〉 wen hast du dir an Land gezogen? • wie heb jij ingepalmd, op sleeptouw genomen?〈 figuurlijk〉 etwas an Land ziehen • iets inpikken, inpalmenzu Lande • te landdas freie Land • het open land(schap)das weite Land • het uitgestrekte land(schap)5 aufs Land ziehen • naar het platteland verhuizen, buiten gaan wonenüber Land fahren • door, over de dorpen rijden -
12 heiraten
heiratenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉1 trouwen, huwen♦voorbeelden:1 aufs Land, in die Stadt heiraten • met iemand van het platteland, uit de stad trouwen en daar gaan wonenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 trouwen, huwen met ⇒ in het huwelijk treden met -
13 rusticate
v. landelijk leven leiden; tijdelijk verwijderen (als straf)[ rustikkeet]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
14 aufs Land ziehen
aufs Land ziehennaar het platteland verhuizen, buiten gaan wonen -
15 land
♦voorbeelden:land aandoen • faire escaleland bezitten • posséder des terresaan land gaan • descendre à terreop het land werken • travailler aux champsover land vervoeren • transporter par voie de terrete land en ter zee • sur terre et sur merland (in zicht)! • terre!land van herkomst • pays d'originehet land van de rijzende zon • l'Empire du Soleil levanthet Heilige Land • la Terre Saintewe leven in een vrij land! • 〈 om te protesteren tegen een verbod〉 on est en république!het land verdedigen • défendre la patriehij is al een week weer in het land • il est revenu au pays il y a une semainehij is nog in het land van de levenden • il est toujours au royaume des vivantshier te lande • au pays〈 spreekwoord〉 in het land der blinden is eenoog koning • au royaume des aveugles, les borgnes sont roishet land aan iets hebben • avoir horreur de qc.het land aan iemand hebben • ne pas pouvoir sentir qn.het land krijgen aan iets, iemand • prendre qc., qn. en grippe -
16 land
1 [wat boven water uitsteekt] land2 [bouwland] land3 [platteland] country(side)4 [staat] country5 [vaderland] country6 [streek] land♦voorbeelden:land betreden • set foot ashoreaan land komen • land, come ashoreaan land gaan • go ashorehij kon nog naar het land zwemmen • he was still able to swim to the shoregoederen over land vervoeren • transport goods overlandte land en ter zee • on land and sealand (in zicht)! • land ho!land in zicht krijgen • come in sight of land, sight land3 een kind van het land • a country boy/girlop het land wonen • live in the countryin ons land • in this countryover het hele land • throughout the country〈 spreekwoord〉 in het land der blinden is eenoog koning • in the country of the blind, the one-eyed man is kinghet land dienen/verdedigen • serve/defend one's countrywaren uit/van eigen land • domestic goodshier te lande • hereabouts, in these partsergens het land over hebben • be annoyed about something
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский